Description
Het ruwe celstofgehalte van rietzwenkgras (Festuca arundinacea) is hoog in vergelijking met andere grassen, ook als de bemonstering/oogst vóór de generatieve fase plaatsvindt. In Duitse veldproeven werd een gehalte aan ruwe celstof van meer dan 26% van de droge stof gevonden. Dit leidde tot de vraag in welke fase van de groei de ophoping van ruwe celstof bij Festuca arundinacea begint.
De eerste resultaten van het onderzoek naar de rijpheidsontwikkeling van Festuca arundinacea tonen aan dat het gras al een hoog ruw celstofgehalte had voordat het een geschikt stadium had bereikt om te maaien. Er zijn echter rasspecifieke verschillen. Er wordt nog onderzocht of weersomstandigheden en locatie ook een rol spelen. Het aandeel van Festuca arundinacea in zaadmengsels moet opnieuw worden bekeken. Het doel is een compromis te vinden tussen de eisen voor de voerkwaliteit en het gewichtsaandeel van het zaad dat nodig is om de vestiging van rietzwenkgras te waarborgen vanwege de relatief lage concurrentiekracht van rietzwenk.
Voordelen van rietzwenk: rietzwenkgras is geschikt voor locaties die niet geschikt zijn voor raaigras, vooral bij droog weer of op moerasgebieden, met hoge grondwaterstanden en overstromingen.
Nadelen van rietzwenk: de eisen die aan de elasticiteit van de oogsttijd worden gesteld, zullen in de toekomst toenemen als gevolg van de klimaatverandering. Aan deze eisen wordt echter onvoldoende voldaan door de momenteel beschikbare rassen.
